Financiële risico’s van de voorschotregeling zeden- en geweldsmisdrijven
Sinds 2011 is de zogenaamde ‘voorschotregeling’ van kracht. Deze regeling is in het leven geroepen om onnodig (extra) leed van slachtoffers te voorkomen door een lange inningsprocedure bij de dader(s). Hiervoor staat de overheid garant; slachtoffers en nabestaanden van zeden- en geweldsmisdrijven krijgen na 8 maanden de schade door de overheid uitbetaald als dit dan nog niet is voldaan door de dader(s). De regeling is onderdeel van de Wet Versterking positie slachtoffers. In opdracht van het WODC heeft Cebeon onderzocht hoe de inning van deze schadevergoedingen bij daders van geweld- of zedenmisdrijf verloopt.
Om inzicht te krijgen in het inningsverloop bij daders en de financiële risico’s voor de overheid zijn gegevens van het CJIB door ons nader geanalyseerd. Uit het onderzoek blijkt dat na een looptijd van 6 jaar circa 35 procent van het uitstaande bedrag on-geïnd blijft. Op basis van extrapolatie is bepaald dat in de 6 jaar daarna naar schatting nog circa 3 tot 10 procent kan worden geïnd. Op basis van een gemiddelde cohort-omvang van circa 8,9 mln. euro, komt dit neer op een jaarlijkse kostenpost van circa 2,3 tot 2,9 mln. euro.
Tevens laat het onderzoekt zien dat er een duidelijke relatie is tussen enerzijds de omvang van de opgelegde schadevergoeding en anderzijds het on-geïnde bedrag na een bepaalde looptijd. Bij hoge tot zeer hoge schadevergoedingen, van 12.000 tot 850.000 euro (een kwart van het uitstaande bedrag) ligt het gemiddelde on-geïnde percentage boven de 70 procent.
Het rapport is eind juni 2018 aangeboden aan de Tweede Kamer.