Insnoeren en uitbuiken
Begin 1992 heeft de Raad voor de Gemeentefinanciën aan Cebeon (samen met VB-Groep) gevraagd onderzoek uit te voeren naar de werking van de algemene uitkering van het Gemeentefonds. Het gaat daarbij om de vraag of deze aansluit bij relatieve uitgavenverschillen tussen gemeenten die worden veroorzaakt door exogene, door gemeenten niet beïnvloedbare, factoren.
In dit onderzoek zijn gemeentelijke activiteiten samengevoegd tot breed samengestelde taakgebieden (clusters in compartimenten) om tussen gemeenten vergelijkbare financiële basisgegevens beschikbaar te krijgen. Aan de hand hiervan is bij een ruime steekproef een uitgaven- en verschillenanalyse uitgevoerd om de oorzaken van verschillen tussen (typen) gemeente op te sporen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in objectiveerbare verschillen (structuurkenmerken) en keuzes omtrent het beleid (voorkeur/organisatorische facetten). Met behulp van deze analyses kunnen financiële ijkpunten worden geconstrueerd per taakgebied.
Belangrijke conclusies uit het onderzoek hebben geleid tot aanpassingen in de verdeelsystematiek van het onderzoek die ook nu nog worden toegepast:
- meer aandacht voor de sociale structuur van gemeenten (bijstand en zorg). Zo waren er destijds gemeenten die een aanzienlijk deel van hun algemene uitkering kwijt waren aan bijstandsverlening waardoor er minder middelen ingezet konden worden op andere taakgebieden (insnoeren)
- de regionale functie van gemeenten, bijvoorbeeld op het terrein van kunst en ontstpanning
- verdringingseffecten door cumulatie van een zwakke sociale structuur en regionale functie
- de grootte van de gemeente is niet doorslaggevend voor de middelenbehoefte van gemeenten
- het verdeelstelsel dient automatisch mee te bewegen met maatschappelijke veranderingen, nieuwe taken en bestuurlijke vernieuwing
- aandacht voor eigen inkomen en toeristenbelasting van belang
- richt het verdeelstelsel in via clusters met niet-doelgebonden, globale maatstaven