Advies ‘Effecten kabinetsplannen tot afschaffing deelgemeenten’
De RSF van oordeel de afschaffing van stadsdelen verstrekkende gevolgen heeft voor het bestuurlijk stelsel van Amsterdam en voor de inrichting en aansturing van de gemeentelijke diensten. Met de afschaffing zijn aanzienlijke financiële gevolgen gemoeid, zowel structureel als tijdelijk. Vanuit het bereiken van een efficiënte en effectieve organisatie is de taakverdeling tussen de centrale organisatie (stedelijke en grootstedelijke taken) en de stadsdelen (maatwerk en afstemming bij de uitvoering op wijkniveau) direct vanaf de instelling van de stadsdelen geoptimaliseerd. De argumenten van 20 jaar geleden zijn nog steeds actueel.
Met de verplichte afschaffing van de stadsdelen wordt Amsterdam gedwongen om suboptimaal te werken. In feite wordt het de stad niet toegestaan om dezelfde uitgangspunten te hanteren, als het rijk nastreeft bij het decentraliseren van taken en bevoegdheden en de te bereiken decentralisatie-impulsen. Amsterdam heeft in het verleden vanuit doelstellingen van effectiviteit en efficiëntie voor bestuurlijke decentralisatie. Daartoe wordt bijvoorbeeld de rolverdeling tussen stadsdelen en centrale stad bij de maatschappelijke ondersteuning en het beleid voor jeugd en gezin herijkt, aansluitend bij een genormeerde wijze van budgetverdeling.
Gegeven het bovenstaande komt de Raad voor de Stadsdeelfinanciën op basis van een eerste inventarisatie tot omvangrijke financiële effecten die met het afschaffen van de stadsdelen zullen zijn gemoeid. In structurele zin gaat het minimaal om een jaarlijks bedrag van 100 miljoen euro. Het afschaffen van de stadsdelen zal bovendien gedurende een aantal jaren tot incidentele kosten leiden ter hoogte van tientallen miljoenen euro’s. Deze kosten hangen samen met de kapitaalvernietiging van de overgang van 14 naar 7 stadsdelen; het afschaffen van de stadsdelen; de reorganisatie van de stedelijke diensten en met het productieverlies wanneer de komende periode (voor bestaande en omvangrijke nieuwe wettelijke taken) niet vanuit de recent herijkte en ingevulde organisatiestructuur kan worden gewerkt.
Daarnaast zullen er de komende jaren financiële gevolgen zijn vanuit het niet optimaal kunnen vormgeven van nog naar gemeenten te decentraliseren taken (delen van de Awbz in aanvulling op de Wmo; en de jeugdzorg in aansluiting op de Centra voor Jeugd en Gezin) en is er sprake van een verslechterde situatie ten aanzien van de beheersing van financiële risico’s.