Onderzoek stelt overschotten sociaal domein in ander (toekomst)perspectief
“Gemeenten houden 1,2 miljard euro over op Jeugd en Wmo” concludeert het CBS op basis van door gemeenten aangeleverde Iv3-gegevens over 2015. De staatssecretaris stelt dat met gemeenten voortaan een ander gesprek wordt gevoerd en de Tweede Kamer maakt zich zorgen over de besteding van deze ‘overschotten’. Diverse gemeenten, zowel met overschotten als met tekorten, blijken zich niet te herkennen in de cijfers. De verschillen zijn soms groot.
Op verzoek van het ministerie van BZK heeft Cebeon de gesignaleerde ‘overschotten’ nader onderzocht. We lichten er enkele belangrijke inzichten uit. In het rapport kunt u uitgebreider lezen over de bevindingen.
Iv3 geeft bruikbaar landelijk beeld van netto-lasten sociaal domein in 2015
Gemeenten verantwoorden hun bestedingen volgens hun lokale programma-indeling. Voor Iv3 zetten zij deze gegevens om naar een landelijke indeling in functies/taakvelden. De wijze waarop zij concrete bestedingen voor taken op grond van de Jeugdwet, Wmo 2015 of Participatiewet naar Iv3 omzetten, verschilt in de praktijk. Ook gaan gemeenten verschillend om met de toerekening van overhead. Zulke effecten kunnen het zicht op de feitelijke bestedingen aan specifieke taken behoorlijk vertroebelen.
In het onderzoek is met aanvullend door gemeenten verstrekte gegevens voor zulke effecten gecorrigeerd. Voor het sociaal domein als geheel levert dit een landelijk beeld op dat nauwelijks afwijkt van de eerder gepubliceerde cijfers over 2015. Bij afzonderlijke gemeenten en taakonderdelen kunnen de afwijkingen aanmerkelijk groter zijn.
Adviseur Wmo: “Nooit geweten dat Iv3-cijfers van waarstaatjegemeente.nl zo’n onzekerheidsmarge kunnen bevatten.”
Om bruikbare cijfers uit onderlinge vergelijking tussen gemeenten te krijgen is een goede correctie voor boekingsverschillen onmisbaar.
onderbesteding is tijdelijk
Gerelateerd aan de beschikbare budgetten valt de onderbesteding mee. Bij eerdere decentralisaties was de onderbesteding in het eerste jaar duidelijk groter. Toen namen de kosten na een paar jaar toe en overstegen het oude niveau (‘badkuip-effect’). Ook nu is de verwachting dat de kosten na 2015 stijgen. Deels komt dat omdat een deel van de in 2015 geleverde zorg niet tijdig is gefactureerd. Ook komen programma’s tot uitvoering waarvoor pas laat budgetten beschikbaar zijn gekomen. En verder vinden burgers en professionals beter hun weg naar zorg en ondersteuning. Met het oog op deze kostenontwikkeling én het vooruitzicht van krimpende budgetten hebben gemeenten reserves gevormd die zij de komende jaren aan het sociaal domein gaan besteden.
lokaal inzicht: cijfers als hulpmiddel voor vernieuwing
Burgers lijken tevreden met veel aspecten van de geboden zorg en ondersteuning. Toch leven er zorgen of alle kwetsbare mensen wel de zorg en ondersteuning krijgen die nodig is: worden zij allemaal bereikt? Werpen eigen bijdragen belemmeringen op? Is de (kwaliteit van) de geboden hulp voldoende?
Programmamanager sociaal domein: “Onze gebiedsteams slagen er nog niet genoeg in om vroegtijdig signalen op te pakken en goed in te spelen op de echte behoeften van gezinnen in de wijk.”
Ook kunnen er andere vragen zijn: is onze gemeente wel voldoende ‘in control’? Zijn we met de transformatie goed op weg?
Cebeon is al veel gemeenten van dienst geweest met kwantitatieve én kwalitatieve analyses die bijdragen aan de verdere vernieuwing van het sociaal domein.
Concerncontroller grote gemeente: “Verrassend dat het onderzoek zo concreet de vinger op gevoelige plekken weet te leggen. Dit helpt ons om de transformatie in het sociaal domein ook financieel beheersbaar te laten verlopen.”